Oncologen voorkomen passende zorg
De vereniging voor oncologie heeft besloten de lat voor toelating van nieuwe geneesmiddelen fors te verhogen. Dat doet ze ouderwets met de botte bijl: wordt een behandeling op populatieniveau onvoldoende effectief bevonden, dan gaat de keizerlijke duim omlaag – rücksichtslos en voor iedereen. Een ontwikkeling die niet alleen haaks staat op onze ambitie van gezondheid op maat en de wereldwijde trend van personalised medicine, maar waarin we ook een motie van wantrouwen lezen op het passend voorschrijfgedrag van de Nederlandse oncoloog.
De taak van artsen in Nederland is helder: patiënten zo goed mogelijk helpen, waarbij ze op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten voor elke patiënt de best mogelijke behandeling op het beste moment uit de gereedschapskist kiezen. Blijkbaar vertrouwen de medisch specialisten verenigd binnen de beroepsgroep voor oncologie (NVMO) en longziekten (NVALT) er niet op dat ze deze keuze in de spreekkamer kunnen maken, getuige het besluit om door aanscherping van de zogenaamde PASKWIL criteria meer geneesmiddelen preventief uit de gereedschapskist te weren.
Unaniem was het besluit echter allerminst: van de aanwezige NVMO leden stemde maar liefst 44% tegen de wijziging, en een derde van de leden van de NVALT was het er ook niet mee eens. Toegegeven, dat is wel consequent: met het besluit scheren de beroepsgroepen zowel de mening van hun leden, als het belang van hun patiënten over één kam. Want hoewel het natuurlijk alleszins redelijk is om van nieuwe oncolytica te eisen dat ze ook daadwerkelijk effectief zijn – al valt op de gangbare parameters ook nog wel een en ander af te dingen – wordt het oordeel geveld op basis van data op populatieniveau, niet op basis van (eigenschappen van) de individuele patiënt in de praktijk.
Bij dat populatieniveau wringt de schoen. Stel, een geneesmiddel is voor 90% van de patiënten niet (voldoende) effectief. Dan is het in ieders belang die 90% niet te behandelen, zeker wanneer de behandeling bijwerkingen veroorzaakt of schreeuwend duur is – al bezweert de NVMO dat kosten geen besluitvormend criterium zijn. De 10% patiënten die wel baat hebben bij het geneesmiddel wil je natuurlijk wél kunnen behandelen. De NVMO ziet dat blijkbaar anders: die legt de platte schroevendraaier niet in de gereedschapskist, maar gooit hem liever weg wanneer de meeste schroeven een kruiskop hebben.
Er is – terecht – al veel gezegd en geroepen over het besluit. De olifant in de kamer is ons inziens het wantrouwen van de motieven van de farmaceutische industrie. Illustratief is de vergelijking die het FD via LinkedIn optekent “Als we ze al een Ferrari (miljardenwinst) geven voor een mager zesje (matig nieuw kankermedicijn), hoe kunnen we dan verwachten dat ze harder gaan werken voor een negen of tien?” Nog los van de haperende logica – want waarom zou het verbannen van de Polo een oplossing zijn als je probleem is dat je vindt dat je ten onrechte de prijs van een Ferrari betaalt? – getuigt de uitspraak van een even cynisch als naïef wereldbeeld: de farmaceut die expres marginaal effectieve geneesmiddelen ontwikkelt, uit luiheid, maar die met een nog grotere worst in het verschiet patiënten direct zou genezen.
Het moge duidelijk zijn: er is geen selectiemomentje in medische opleidingen, waarin alle moreel zuivere, maatschappelijk geëngageerde gedreven studenten dokter worden, en luie sujetten aan de slag gaan bij farma om er lekker de kantjes af te lopen. We delen juist vaker een en dezelfde drijfveer: om levens te redden. Helaas is de ontwikkeling van geneesmiddelen een heel risicovol, langdurig en kostbaar traject, getuige ook het grote onderzoek van het ministerie van VWS. En kanker staat niet voor niets te boek als “de keizer aller ziektes”. We gaan juist géén nieuwe – laat staan betere – geneesmiddelen krijgen door nog meer barrières op te werpen op de route van lab naar patiënt.
Wij zijn ervan overtuigd dat we het pad van lab naar patiënt juist moeten effenen. Dat vraagt oplossingen waarbij gezondheidswinst, innovatie en betaalbaarheid hand in hand gaan: een lerend zorgstelsel waarin academie, zorg en industrie optimaal samenwerken, gestut en verbonden door een nationale gezondheidsdata infrastructuur. We moeten maximaal inzetten op het vergaren van data, de ontwikkeling van en toegang tot innovatieve diagnostiek en op het beschikbaar hebben en houden van een zo breed en flexibel mogelijk behandelarsenaal. En ja, dat is een gigantische klus, veel en veel lastiger ook dan het op basis van kille statistieken preventief weren van innovaties uit de zorgpraktijk. Maar het is wel de enige weg naar wat we bij HollandBIO gezondheid op maat noemen. Zo is er ruimte voor onderzoek, voor innovatie en voor zorg. Het geeft bedrijven de tijd en ruimte om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen en artsen te doen waar ze voor zijn opgeleid: patiënten helpen met de best mogelijke behandeling.
Lezen wat anderen erover denken?
https://www.artsenauto.nl/paskwil/
https://www.nvmo.org/wp-content/uploads/2023/05/QA-aangepaste-PASKWIL-criteria.pdf